Onder de leden van AICA Nederland bevinden zich onder meer kunsthistorici, curatoren, academici en schrijvers. Wie zijn zij? Waar zijn zij mee bezig? Graag stellen we ze aan jullie voor. Met vandaag: Alexander Mayhew.
Wanneer schreef je voor het eerst over kunst?
De eerste keer dat ik over kunst schreef was tijdens mijn studententijd -ik studeerde Rechtsgeleerdheid en Kunstgeschiedenis in Leiden. Ik werd meteen in het diepe gegooid door voor de website galeries.nl een maand lang elke dag over een ander kunstwerk te schrijven. Het was een hele goede oefening. Al snel ging ik schrijven voor Tubelight en werd ik redactielid. Toen ik op een gegeven moment per abuis over dezelfde tentoonstelling als iemand anders had geschreven, stuurde ik het stuk op goed geluk naar Metropolis M, die het tot mijn grote verbazing en blijdschap wilden plaatsen. Sindsdien ben ik regelmatig ook voor dit kunsttijdschrift gaan schrijven.
In 2015 opende je samen met Jaring Durst Britt een galerie in Den Haag; Durst Britt & Mayhew. Betekent dit dat het schrijven nu op een lager pitje staat?
Als galerie maken wij vijf tot zes tentoonstellingen per jaar naast de deelname aan ongeveer acht beurzen. Jaring en ik vinden het belangrijk dat tentoonstellingen en beurspresentaties begeleid worden door een goede tekst. Een galerie vormt immers een broedplaats voor jong talent, met wie bezoekers veelal voor het eerst kennis maken. Het is daarom van belang dat het werk binnen een bepaalde context wordt geplaatst. Dit doen wij door bij elke tentoonstelling een hand-out te produceren waarvoor wij een criticus of curator uitnodigen een inleidend essay of interview te schrijven. Als galeriehouder schrijf ik dus nog steeds veel, maar het is een andere exercitie, eerder beschrijvend en informatief dan kritisch. Bovendien hanteren wij het Engels als voertaal. Desondanks mis ik het schrijven als onafhankelijk criticus en probeer ik zo nu en dan wat te publiceren. Zo schreef ik recentelijk nog een stuk over Jordan Wolfson voor Metropolis M.
Hoe ben jij in aanraking gekomen met AICA?
Na het geven van een lezing bij de Appel over het werk van Claire Fontaine, werd ik door AICA Nederland voorzitter Robert-Jan Muller benaderd om plaats te nemen in de jury van de AICA Oorkonde, die dat jaar in 2012- werd uitgereikt aan een publicatie en werd gewonnen door YVI Magazine. Vervolgens werd ik bestuurslid en zat ik in 2014 in de jury van De Prijs voor Jonge Kunstkritiek.
Hoe sta je tegenover het huidige veld van kunstkritiek?
Ik vind het jammer dat zo weinig van de recensies die je leest in toonaangevende kranten en tijdschriften gaan over tentoonstellingen bij kleinere instellingen en galeries. Ook merk ik dat er nog steeds buitengewoon veel aandacht aan Amsterdamse instellingen wordt gegeven, terwijl instellingen uit andere steden, zoals bijvoorbeeld Den Haag, juist veel te bieden hebben. Den Haag staat bekend om zijn hoge concentratie kunstenaarsinitiatieven. Mede daarom hebben wij samen met NEST en 1646 onlangs The Hague Contemporary in het leven geroepen, een organisatie die een selectie presenteert van de meest interessante Haagse hedendaagse kunstplekken, onder meer in de vorm van een digitale en fysieke tentoonstellingsagenda.
Welke kunstinstelling, tentoonstelling, boek of artikel is jou recentelijk opgevallen en waarom?
Onlangs heb ik in Londen bij de Photographers Gallery een erg intrigerende tentoonstelling gezien, Feminist Avant-garde of the 1970s. Krachtig en inspirerend fotografisch werk van 48 internationale vrouwelijke kunstenaars. Het vuur waarmee deze werken zijn gemaakt is nog lang niet gedoofd. Zeer emancipatoir en politiek gengageerd. Waar ik op dit moment erg benieuwd naar ben is de tentoonstelling van Lee Bontecou in het Gemeentemuseum Den Haag. Het is goed om te bemerken dat het Gemeentemuseum relatief veel aandacht schenkt aan het tonen van vrouwelijke kunstenaars.