Met de dood van Henk Peeters is er ook een eind gekomen aan de Nulgroep. Geen officieel einde, zoals er ook nooit een officieel begin is geweest. Wel was Peeters vanaf het begin de belichaming van de Nulgroep en is dat tot zijn dood gebleven. Op zijn rouwkaart prijkte daarom de bekende O.
Op de foto's van de Hollandse Informele Groep, Groep 1 en de Nulgroep zien we steeds vier kunstenaars: Armando, Jan Hendrikse, Henk Peeters en Jan Schoonhoven. Herman de Vries ontbreekt doorgaans maar was in de eerste jaren wel bij deze groepen betrokken. Alle vijf deden in 1962 mee aan de eerste internationale Zerotentoonstelling in het Stedelijk Museum in Amsterdam, maar op de belangrijke internationale tentoonstellingen in het Haags Gemeentemuseum in 1964 en het Stedelijk Museum Amsterdam in 1965 waren er nog drie over: Armando, Schoonhoven en Peeters.
Peeters was curator van deze tentoonstellingen, zoals van alle Nultentoonstellingen in die jaren, maar ook van enkele, latere Zero-retrospectieven. De beeldvorming rond de Nulgroep is in belangrijke mate door hem bepaald; die identiteit kan dan ook het beste aan de hand van zijn werk beschreven worden. Armando's werk ging al snel een heel andere, expressieve kant uit, terwijl het werk van Schoonhoven eerder iets tijdloos had; aan hem kleefde minder het tegendraadse van Peeters en de Nulgroep. Peeters was het die met de Fluxus kunstenaars Stanley Brouwn, Wim T. Schippers en Willem de Ridder de kunst en de kunstinstituten een hak wilde zetten, maar tegelijk de samenwerking zocht met de streng-formalistisch gerichte kunstenaars van de Duitse Zerogroep en de Groupe de recherche d'art visuel. Hij had iets ongrijpbaars, zijn boute uitspraken iets controversieels, maar zijn humor bleef het onweerstaanbare glijmiddel. Dat gold ook voor zijn werk, dat inherent tegenstrijdig was. Modernistisch aan de ene kant, aan de andere kant ook (neo-)realistisch en avant-gardistisch. Neutraal, maar ook erotisch of pamflettistisch. Onpersoonlijk en tegelijk 'gemerkt' of 'gepatenteerd', zoals dat naar voren kwam in het etiket achter op zijn werken. Toen de oorspronkelijke Nulwerken tot prototypes verklaard werden, kon je alleen nog een werk uit een reeks kopen met een ontwerpdatum en een uitvoeringsdatum. Hij had graag gezien dat zijn werk voor Hema prijzen te koop was geweest en dat hij kon leveren wat de individuele koper wenste, zoals je ook een auto koopt en tracht die een persoonlijk tintje te geven door kleur en stof naar keuze. Oude waarden als authenticiteit, uniciteit en originaliteit werden door hem al in de jaren zestig verbeurd verklaard, al leek hij zich daar later, toen hij na een onderbreking van bijna tien jaar zijn Nulwerk weer aan de man ging brengen, toch weer aan te conformeren.
De productie van de laatste tien jaar laat een groot aantal variaties op zijn oude Nulwerk zien. Oude ideeen uitgevoerd op een veel kleinere schaal dan destijds of recentelijk juist weer op grotere schaal. Belangstelling voor hem en zijn werk was er de laatste jaren volop, zoals blijkt uit de tentoonstellingen in het Stedelijk Museum Schiedam, het Haags Gemeentemuseum, de fraaie presentaties in het Van Abbemuseum en het Stedelijk Museum Amsterdam, naast diverse exposities in galeries in binnen- en buitenland. Twee jaar geleden verscheen de eerste monografie over zijn gehele oeuvre, waaruit naar voren komt dat Peeters zoveel meer was dan Nulkunstenaar, curator van de Nultentoonstellingen, intermediair en geheugen van de naoorlogse avant-garde.
Marga van Mechelen
Marga van Mechelen is bestuurslid van AICA Nederland en stelde met Jonneke Jobse de eerste monografie over Henk Peeters samen: Echt Peeters. Realist, avant-gardist. Wezep: Uitgeverij de Kunst, 2011.