Â
Â
Â
Â
Â
ill. op het scherm Ella van Zanten (Rabo collectie), in rode jas voorzitter Paul Schnabel
Â
De jubilerende Vereniging Rembrandt organiseerde in samenwerking met de Boekmanstichting ter gelegenheid van het 125-jarig bestaan op dinsdag 14 oktober in het Duisenberg auditorium van Rabobank Nederland te Utrecht een symposium onder de titel Bondgenoten of tegenpolen?  Het thema was de verhouding tussen de verschillende collectioneurs in Nederland: musea, particulieren en bedrijven (zie het bericht van 13 oktober op deze site). Hieronder een verslag.
Door Robert-Jan Muller
Het symposium werd inhoudelijk ingezet door Carel Blotkamp met de lezing In loving memory. Zijn stelling was, dat particuliere collecties altijd een zekere mate van openbaarheid hebben gehad. Hij wees erop, dat 30 tot 50 % van museale collecties door particulieren zijn geschonken. Blotkamp plaatste twee soorten collectioneurs naast elkaar: het New-Yorkse echtpaar Dorothy en Herbert Vogel, met hun door de jaren opgebouwde collectie van hedendaagse kunst, avontuurlijk en met een bescheiden budget opgebouwd. Daarnaast noemde hij het Zwitserse echtpaar Ernst en Hildy Beyeler. Hun collectie moderne klassieken (Picasso, Miró, Giacometti etc.) bouwden zij op met ruim kapitaal, verdiend in de kunsthandel. Terwijl de Vogel collectie reizend in 50 VS staten te zien was, herbergde Beyeler zijn collectie in de particuliere Fondation Beyeler, waarvoor architect Renzo Piano bij Bazel een net zo indrukwekkend als aangenaam tentoonstellingsgebouw ontwierp. Vertaald naar de Nederlandse situatie noemde Blotkamp de verzameling van Hélène Kröller-Müller, die haar collectie op het Haagse Lange Voorhout al snel openstelde voor het publiek en later haar verzameling aan de staat aanbood op voorwaarde dat er een onderkomen voor gebouwd zou worden. Blotkamp merkte op dat er van het type verzamelaar als Beyeler, met zijn klassieke modernen, in Nederland nauwelijks een voorbeeld te vinden is: ‘Het aantal Picasso’s in Nederlandse particuliere collecties is op één gemutileerde hand te tellen’. Zijn boodschap aan Nederlandse musea was, dat zij particuliere collectioneurs als evenwaardige partners moeten behandelen. Daarnaast vond hij, dat deze collectioneurs beter hun collectie kunnen laten opgaan in museale collecties, dan een privémuseum te bouwen. Hij opperde zelfs schenkingen aan buitenlandse musea, zoals een Breitner aan het Musée d’Orsay.
Â
Â
Â
ill. Carel Blotkamp
Â
Sjarel Ex, directeur van Museum Boijmans van Beuningen, gaf direct antwoord ten aanzien van zijn relatie met particuliere verzamelaars. In zijn museum dragen 30 particuliere collectioneurs bij aan de actuele collectie. Daarnaast constateert hij een wisselwerking: collectioneurs adviseren het museum in aankopen en andersom. Hij noemde als voorbeelden de H+F collectie van Han Nefkens, die als mecenas van het museum optreedt en gedurende 5 jaar jaarlijks 2 ton schenkt. Op een ander niveau noemde hij verzamelaar (en voormalig directeur van SKOR) Wilfried Lentz, die voor de tentoonstelling Public-Private een deel van zijn fotocollectie in het museum tentoonstelde. Read more
U moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.