ALLES EN IEDEREEN IN DEBAT

Overvloed van discussies in de kunstwereld

Zelden is er in de Nederlandse kunstwereld zoveel gediscussieerd als nu. Verfrissend, na jaren van windstilte. maar waarom blijven de grote musea zo stil?

(afb. Maria Pask, Beautiful City, Münster Skulpturen Projekte 07)

Dit artikel werd eerder gepubliceerd in de Volkskrant van 15 november jl. en is hier overgenomen met vriendelijke toestemming van de Volkskrant en de auteur Rutger Pontzen.

Een kleine vier jaar geleden, tijdens haar nieuwjaarsspeech van 2004, riep Gitta Luiten op tot meer discussie in de Nederlandse kunstwereld. Want ja, volgens de directeur van de Mondriaan Stichting, werd er te weinig gedebatteerd. Nederland kende geen discours zoals in het buitenland of een intellectuele traditie daarvoor. En als er zich al iets van een debat aftekent, was haar oordeel, ‘mengen de kunstmusea zich daar al helemaal niet in,’ Waar zo’n discussie dan over behoorde te gaan? Luiten, destijds: ‘Van internationalisering tot alternatieve financiering, van het museum als kenniscentrum tot de ervaringseconomie.’ Het heeft even mogen duren, maar de woorden van Luiten zijn wel degelijk opgepikt. Níet door de grote musea – daarin heeft Luiten gelijk gekregen –, wel door de kleinere instellingen, de academies en de fondsen. In hoge mate zelfs.

Een greep uit het aanbod van dit jaar: in februari presenteerde het Fonds voor Beeldende Kunst, Vormgeving en Bouwkunst (Fonds BKVB), via een openbaar debat, zes ‘intendanten’ die het probleem van de culturele diversiteit de komende twee jaar gaan aanpakken. Kunstcentrum Witte de With in Rotterdam presenteerde dit najaar de debatserie National (Re)presentation en BAK in Utrecht het ambitieuze discussieprogramma Citizens and Subjects, als uitvloeisel van de tentoonstelling van Aernout Mik op de Biënnale van Venetië. In Het Van Abbemuseum begon afgelopen weekeinde een reeks debatten, als onderdeel van het project Be(com)ing Dutch, dat ‘onze ideeën over nationale identiteit en de huidige processen van in- en uitsluiting in Nederland onderzoekt en kritisch bevraagt’ (waarvoor het museum maar liefst 500 duizend euro casseerde van de Mondriaan Stichting). En Gitta Luiten liet onlangs weer van zich horen in een openbare brief aan de Nederlandse politiek, waarin ze meer ‘nieuwsgierigheid’ naar de mogelijkheden van globalisering bepleitte.

De Nederlandse kunstwereld wil zich blijkbaar in het openbaar manifesteren en roeren. Niet alleen, zoals te doen gebruikelijk, in tentoonstellingen, jaarverslagen en catalogi, maar in publiekelijke debatten, lezingen en theoretisch drukwerk. Zo publiceerde Rutger Wolfson, directeur van de Vleeshal in Middelburg en sinds kort ook van het International Film Festival Rotterdam, onlangs zijn tweede essay – Het museum als plek voor ideeën –, waarin hij de gebrekkige maatschappelijke rol van de Nederlandse musea belichtte. Het Amsterdamse kunstcentrum De Appel presenteerde twee weken geleden in Maison Descartes het boek Het esthetische denken van de Franse, politiek geëngageerde filosoof Jacques Rancière, aangevuld met een verzameling essays en een interview die de ‘achtergrond van Rancières denkbeelden’ zouden verduidelijken. Haast gelijktijdig kwam Witte de With met een bundel interviews met 63 (!) kunstenaars, dat een ‘tour d’horizon’ zou moeten geven van hun opvattingen over de kunstmarkt, het curatorendom en tentoonstellingen, en een antwoord op de vraag hoe ze überhaupt in de kunstwereld verzeild zijn geraakt. En alsof dat nog niet genoeg was bracht het Fonds BKVB een maand geleden het boekje De mythe van het kunstenaarschap uit van de kunsttheoreticus Camiel van Winkel – waarover vanavond, jawel, gedebatteerd gaat worden. Read more

Sikkensprijs 2007 naar beeldhouwer Krijn de Koning


(afb.Béthune (F), permanente aanlichting van de Belfroi toren)

Beeldhouwer Krijn de Koning (1963) ontvangt 1 december de Sikkensprijs 2007. De Sikkens Foundation kent de prijs toe aan De Koning 'vanwege zijn uitgesproken ingrepen in de bestaande ruimte waarbij kleur een specifieke rol speelt'. De Koning is bekend geworden met zijn ruimtelijke en vaak betreedbare structuren, waarin kleur een cruciale rol speelt. 

Met onregelmatige tussenpozen kent de Sikkens Foundation haar prijs uit aan personen, organisaties of instellingen, die kleur op een 'karakteristieke en oorspronkelijke wijze' onder de aandacht weten te brengen. Dat de Foundation hierbij ruime en originele criteria hanteert blijkt uit de toekenningen van de afgelopen jaren: onder de laureaten bevinden zich, naast kunstenaars als Jan Dibbets (1995), Donald Judd (1993) en Richard Paul Lohse (1971), de auteur Claudio Magris (1999), dichter Seamus Heany en musicus Reinbert de Leeuw (beiden 1991). De eerste Sikkensprijs werd in 1959 toegekend aan Gerrit Th. Rietveld. 

De laatste jaren richt de Sikkens Foundation zich explicieter op de beeldende aspecten van kleur. In 2005 was winkelketen HEMA laureaat ('vanwege het opmerkelijke gebruik van vorm en kleur binnen verschillende retailconcepten') en werd in 2005 in de Beurs van Berlage de Kleurbeurs georganiseerd. Hiermee wil de Sikkens Foundation voor een groter publiek omgang met kleur in de kunst, commercie, wetenschap en media 'en uiteindelijk in het dagelijkse leven' aan de orde stellen. Met de toekenning van de prijs aan Krijn de Koning, die de afgelopen jaren meerdere kunstprojecten in de openbare ruimte uitvoerde, lijkt de jury dit jaar te hebben gekozen voor de combinatie van kleur in de kunst en het dagelijks leven.   

De met de Sikkensprijs verbonden Mondriaanlezing wordt verzorgd door de Londense organisatie Artangel, die naam heeft gemaakt als initiator van kunstprojecten met kunstenaars als Rachel Whiteread en Matthew Barney. Artangel treedt buiten de tentoonstellingruimten om het publiek in de openbare ruimte te confronteren met de onverwachte aspecten van kunst.

 

Herverdeling subsidies leidt tot ernstige aantasting kunstklimaat

Door Anne Berk, kunstrecensent van Kunstbeeld en het Financieele Dagblad

(afb.Still uit de film Vulture in the Studio van João Onofre, 2002. Courtesy galerie Tanya Rumpff. Tent. Bird Watching, Vishal Haarlem, 17/11-23/12)

Op 3 oktober vond er een debat plaats in Amsterdam op initiatief van het Fonds BKVB en het Mondriaanfonds over de verdeling van de kunstsubsidies. De Fondsen pleiten ervoor bij gelijkblijvend budget scherpere keuzes te maken. Meer geld voor presentatie van kunst (dus meer geld voor musea) en nadruk op het subsidiëren van topkunst. Daarmee wordt de basis onder het bestaan van veel kunstenaars weggeslagen, met een verarming van het kunstaanbod als gevolg.

In het begeleidende boek Second Opinion zijn er geen cijfers naar voren gebracht om dit beleidsvoorstel te schragen. Er is niet gekeken naar hoe het in andere landen toegaat. Er is geen onderbouwing door e.a in een bredere context te plaatsen. En van een discussie was geen sprake. Zelfs de protestbrief van Lisa Couwenbergh, die door ruim 400 kunstenaars is ondertekend, werd niet besproken. Een gemiste kans.

Overheidssteun noodzakelijk

Er heerst op dit moment een klimaat waarin het profijtbeginsel als toverwoord dient. De markt is het panacee voor alle problemen, maar dat gaat voorbij aan de historische ontwikkelingen en de positie van de kunstenaar daarin. In de 19de eeuw vallen het hof en de kerk weg als opdrachtgever. En de opkomende middenklasse vult het gat niet op. Vooral niet omdat de kunstenaar sinds de romantiek niet meer in opdracht werkt. Hij is een ‘ziener’ die zich niet richt op ‘de markt’. Vanaf de zijlijn biedt hij ons reflectie op ons bestaan en dat is zijn waarde. En dat is ook het verschil tussen de kunstenaar en zijn commercïele collega: de reclameontwerper. Daarmee is zijn bestaan onzeker. Zoals van Gogh, die bij leven nooit één schilderij heeft verkocht, ook al was zijn broer kunsthandelaar. Hoe had Van Gogh kunnen schilderen als zijn broer hem niet had ondersteund? Dergelijke mecenassen zijn nu met een loepje te zoeken. Als de staat zich terugtrekt als mecenas vallen kunstenaars in een financieel gat.

De inkomens van kunstenaars zijn achteruit gegaan.

Willem Drees stelde in 1949 de Contraprestatie in omdat hij constateerde dat kunstenaars er sinds het einde van de 19de eeuw op achteruit zijn gegaan (zie Onmetelijk Optimisme, kunstenaars en hun bemiddelaars 1945-1970, Waanders, 2007). Logisch, want de uurlonen zijn gestegen en met de ambitie om unieke, arbeidsintensieve producten te maken werkt een kunstenaar per definitie oneconomisch: Zelfs arbeidsintensieve industrieën slagen er in het Westen niet in om concurrerend te zijn…

De Contraprestatie/BKR is terecht afgeschaft, omdat de selectie niet kritisch genoeg was. Maar dat euvel is verholpen nu kunstenaars niet automatisch worden gesteund. Ze moeten steeds opnieuw beurzen aanvragen en de toets der kritiek doorstaan.  Read more

Sjaak Langenberg ontvangt Kunstprijs Prins Bernhard Cultuurfonds Noord-Brabant

De Beeldende Kunstprijs van het Prins Bernhard Cultuurfonds Noord-Brabant is vrijdag 16 november uitgereikt aan kunstenaar Sjaak Langenberg (1968). De uitreiking van de prijs, een bedrag van Euro 10.000,- , door Commissaris van de Koningin Maij-Weggen,  vond plaats in het Jan Cunen Centrum in Oss, waar tevens een overzichtstentoonstelling van Langenberg van start ging.  De prijs werd aan Sjaak Langenberg toegekend wegens 'zijn unieke manier van werken als beeldend kunstenaar in relatie tot de openbare ruimte'. Hij brengt daarmee 'processen van belevingen van anderen op gang', aldus het juryrapport van het Prins Bernhard Cultuurfonds.

Langenberg werd de afgelopen jaren bekend met zijn kunstwerken in de openbare ruimte, waar hij in samenwerking met onder meer planologen, omgevingsontwerpers, economen, boeren, dichters en filmers projecten op touw zette. In 1997 publiceerde hij 'Beeldhouwen met pleinvrees'. In 2004 maakte hij in opdracht van de Provincie Overijssel de film 'De Uitbreiding van polder Mastenbroek' (zie foto), waarin hij samen met boeren en planologen een plan voor een woningcooperatie opzet onder de titel 'Bouwen voor de Leegte'. Voor een overzicht van alle projecten ga naar www.sjaaklangenberg.nl .

Laureaten Oeuvreprijzen, Benno Premselaprijs en Prijs voor de Kunstkritiek

Het Fonds BKVB heeft de winnaars bekend gemaakt van de 6 prijzen die het Fonds om het jaar uitreikt. Oeuvreprijzen zijn toegekend aan de schilder René Daniels (zie afb.: Alzumeazume) en de documentaire fotograaf Ad van Denderen (beiden in de categorie Beeldende Kunst), aan de industriëel ontwerper Bruno Ninaber van Eyben (categorie Vormgeving) en aan de architect en voormalig Rijksbouwmeester Wim Quist (categorie Bouwkunst). De prijs voor de Kunstkritiek is toegekend aan Hugues C.Boekraad (publicist over grafische vormgeving). De Benno Premselaprijs werd toegekend aan Renny Ramakers en Gijs Bakker (oprichters Droog Design). Aan de prijs is een geldbedrag van Euro 40.000,- verbonden. Daarmee is het een van de meest grote prijzen die in Nederland worden uitgereikt binnen de culturele wereld.

In het juryrapport wordt het werk van René Daniels, die in 1987 een hersenbloeding kreeg, genoemd als 'nog altijd fris, tijdloos en actueel en ook nu nog van invloed op nieuwe generaties kunstenaars'. Het werk van Ad van Denderen 'weet leed en esthetiek op een zuivere manier te combineren' in langlopende projecten als 'Go No Go' en 'Edges of the Mediterranean'. Bruno Ninaber van Eyben weet volgens het Fonds BKVB 'techniek en esthetiek op een harmonieuze manier met elkaar te verbinden'. Het oeuvre van Wim Quist 'staat als als een wolkenkrabber in de het landschap van de Nederlandse architectuur'. De kritische beschouwingen van Hugues C.Boekraad over grafische vormgeving hebben, aldus het juryrapport, 'vele generatie ontwerpers sterk beïnvloed en doen dat nog steeds'.


Ramakers en Bakker (zie afb.) tenslotte werden bekroond voor hun inzet, die Droog Design maakte tot een 'internationaal gerenommeerd label en designplatform met enorme impact'.

De prijzen worden uitgereikt op 25 januari 2008 tijdens een feestelijke bijeenkomst.     

Daily Art Criticism: debat over kunstkritiek in BAK

In het kader van het project Citizens and Subjects, een voortzetting van de installatie van Aernout Mik in het Nederlandse paviljoen op de 52ste Biennale van Venetië (zie afbeelding, foto: Victor Nieuwenhuijs), organiseert BAK, basis voor actuele kunst te Utrecht een serie van onder meer lezingen, workshops, seminars en discussies onder de titel Practices and Debates. BAK organiseert deze serie, in samenwerking met onder meer het Van Abbemuseum, Universiteit van Utrecht en Witte de With, 'vanuit gedeelde bezorgdheid over en betrokkenheid bij de huidige (artistieke) culturele, sociale en politieke omstandigheden in Nederland en daarbuiten'. Kern is een bijdrage te leveren aan het publieke debat over angsten rondom veranderende nationale identiteiten.

Vrijdag 9 november wordt onder de titel Shaping Public Discourse: Daily Art Criticism een debat gehouden met als deelnemers Jennifer Allen, Samuel Herzog en Rutger Pontzen. Tijd: 16.00-19.00 uur in BAK, Lange Nieuwstraat 4, Utrecht. (Volgens de BAK website is het debat op 9 november volgeboekt.) Voor complete informatie over het project en evenementen klik op http://www.bak-utrecht.nl/?click[id_projekt]=44

 

De Mythe van het Kunstenaarschap


Camiel van Winkel (kunsthistoricus en publicist) schreef op verzoek van het Fonds voor beeldende kunsten, vormgeving en bouwkunst een essay over de aard van het huidige beeldend kunstenaarschap. De mythe van het kunstenaarschap neemt scherp stelling in de actuele discussie over de maatschappelijke positie van de kunstenaar. De vraag wordt gesteld of kunstenaars dingen kunnen die andere mensen niet kunnen.

Op donderdag 15 november om 20.00 uur vindt een discussie plaats naar aanleiding van de publicatie van Van Winkel in Felix Meritis te Amsterdam. Deelnemers zijn Koen Brams (moderator), Ann Demeester, Marc Mulders, Frank Reijnders en Camiel van Winkel.

Locatie: Felix Meritis, Keizersgracht 324, Amsterdam

Entree is vrij, maar reserveren noodzakelijk via post@fondsbkvb.nl of telefonisch 020-5231523.

Kunstenaars en Fonds BKVB in debat over subsidies

Er is ophef ontstaan in de wereld van de subsidies aan beeldend kunstenaars. Na het verschijnen van de uitgave Second Opinion door het Fonds BKVB en de Mondriaan Stichting over de toekomst van het subsidiesysteem, volgde een protestbrief, ondertekend door inmiddels 401 kunstenaars. Op 3 oktober organiseren beide instellingen een openbaar debat over de toekomst van de subsidies voor beeldende kunst in de Openbare Bibliotheek Amsterdam. (klik voor tijd en reserveren op http://www.fondsbkvb.nl/00_home/content/nieuws/3614.php )

In Second Opinion doen directeuren Lex ter Braak van het Fonds BKVB en Gitta Luiten van de Mondriaan Stichting kritische uitspraken over het huidige subsidiesysteem. Ze stellen onder meer: 'er wordt met subsidiegeld steeds vaker kunst geproduceerd van middelmatige kwaliteit en de markt voor kunst blijft kunstmatig klein' en 'Het relatief royale subsidieaanbod voor individuele kunstenaars (-) brengt met zich mee dat de kunstenaar zich daar in eerste instantie toe verhoudt, eerder dan tot het publieke domein'.

Als reactie op deze uitspraken schreven kunstenaars Lisa Couwenbergh en Ewoud van Rijn een openbare brief aan Lex ter Braak, waarin zij hem verwijten met zijn plannen voor beperking van het subsidiegeld de nederlandse cultuur te verarmen in plaats van te verrijken: 'Ook artistieke innovatie vereist investeringen van de overheid'. Onder de 401 ondertekenaars bevinden zich kunstenaars als Rineke Dijkstra, Irene Fortuyn, Peter Struycken en Bas Meerman.

In een radiointerview bij De Avonden van de VPRO geeft Ter Braak een reactie op de kunstenaarsbrief. Klik om het interview te beluisteren op http://www.vpro.nl/programma/deavonden/afleveringen/35385869/items/36559357/ . Op de site van het Fonds BKVB is het geschreven antwoord van Ter Braak aan Lisa Couwenbergh te lezen: http://www.fondsbkvb.nl/00_home/content/nieuws/3613.php .  

Hieronder is de volledige brief van Couwenbergh en Van Rijn opgenomen:  Read more

Weeklink: Nieuwkomer van Arnoud Holleman

Langs de A 4 bij Zoeterwoude staan in de Groote Westeindsche Polder twee honderd meter hoge windturbines. Kunstenaar Arnoud Holleman nam deze door Norman Foster ontworpen windmolens als uitgangspunt voor zijn kunstproject 'Nieuwkomer', een case-study van 'hoe we het', volgens Holleman, 'in Nederland doen'. Regelgeving en maakbaarheid van de samenleving resulteert volgens Holleman voor de één in verrommeling, voor de ander is het een gelukkig resultaat van consensusbeleid.

Het kunstproject van Holleman bestaat uit twee delen: een tekst van neon op de twee windmolens en een website. De website geeft met afbeeldingen en interviews een indruk van de verschillende belangen die met de komst van de twee molens in de oude polder zijn gemoeid. De molens lijken metafoor voor de nieuwkomers in de nederlandse samenleving; de discussie eromheen een afspiegeling van het zogenaamde vreemdelingendebat. Holleman interviewt onder meer de molenaar, een kweker, de omgevingsmanager van de A 4, een vertegenwoordiger van Weidevogelbeheer, historicus Herman Pleij en een polderbewoner. Gaandeweg wordt bij het beluisteren van de vraaggesprekken duidelijk dat hier het Nederlandse poldermodel in volle omvang heeft vormgekregen. Klik voor een bezoek aan de website op www.nieuwkomer.nl Â