'On the internet we are players, not users!', riep de Amerikaanse kunstcritica Jennifer Allen uit tijdens haar presentatie op de Dag van de Kunstkritiek die woensdag 9 december in De Balie werd gehouden. Allens constatering was raak, maar ook pijnlijk op een middag die in het teken stond van kunstkritiek en het internet. Samen met De Balie en Metropolis M had de AICA een programma samengesteld voor de middag en avond. 's Middags een debat met gespecialiseerde beeldende kunstcritici uit binnen- en buitenland en 's avonds een debatforum waarin Nederlandse tijdschriften aan bod kwamen. (Het volledige programma is op deze Aica site te lezen in het bericht van 11 november).
Door Robert-Jan Muller
v.l.n.r. Jennifer Allen, Maria Hlavajova, Cordula Daus, Régine Debatty. foto: Robert-Jan Muller
Het internet als plaats van serieuze kritiek of als speeltuin? Jennifer Allen schrijft vooral voor tijdschriften, waaronder Artforum. In 2004 werd ze door dit tijdschrift gevraagd de internetrubriek 'Seen and Heard' te verzorgen, een soort actualiteitenrubriek met een persoonlijke touch. De redactionele eis om het woord 'ik' in haar stukjes voor deze rubriek op te nemen was een nieuw en lastig fenomeen voor haar, maar, gaf ze toe, de stukjes werden er wel 'edgier', scherper, door. Dat persoonlijke lijkt een kenmerk te zijn in de overvloed aan internetfora, websites en blogs over beeldende kunst. In haar inleiding merkte debatvoorzitter Maria Hlavajova op, dat het internet de marktplaats is waar iedereen een kunstcriticus kan zijn. Wat is dan nog de rol en betekenis van van de gespecialiseerde en professionele kunstcriticus? Dat het probleem leeft blijkt volgens Hlavajova wanneer je googelt naar 'death of art critic' en vervolgens duizenden hits verschijnen. Toen ik het zelf eens probeerde was het resultaat een royale 20.100.000.
In het forum was onder meer Régine Debatty uitgenodigd, een van de bloggers (en van oorsprong lerares) die met haar website www.we-make-money-not-art.com actief is in het signaleren van nieuwe tentoonstellingen, kunstenaars en trends. Of Debatty een kunstcriticus is in de traditionele zin van het woord is maar de vraag, wel kan gezegd worden dat ze een waaier van actuele onderwerpen aanbiedt en daarbij haar commentaar levert. Haar site is zo'n levendige marktplaats waar je doorheen kan lopen en af en toe bij een onderwerp kan blijven stilstaan. Verwacht geen doorwrochte kunsttheoretische beschouwingen. Debatty geeft information-light, met lekker veel plaatjes en een tekst die tot het minimum is gereduceerd. Zoals Jennifer Allen al zei: 550 woorden is het maximum voor een internettekst en op Debatty's site wordt aan deze regel voldaan. Ze besteedt veel aandacht aan mode en ze bekende dat ze 's ochtends altijd de site van het mode- en celebrityblad Grazia op internet bekijkt. Maar, gaf ze toe, 'ik wil nog niet dood met het blad Grazia in mijn handen gevonden worden in de metro'. Opmerkelijk was wel Debatty's bewering, dat zij zelf nauwelijks blogs leest. Eenrichtingsverkeer dus. Met de constatering van Jennifer Allen dat er tegenwoordig nog nauwelijks wordt gereageerd via de 'comment' knop, wordt de trend bevestigd dat de nieuwigheid van het internet er een beetje af is.
Cordula Daus, coördinator van de speciaal voor documenta 12 (2007) opgezette 'Magazines project', zag nog wel degelijk die activiteit op het web ontstaan. Het project bestond er uit, wereldwijd kleine groepen kunstredacteuren samen te stellen met de vraag zich te 'embedden' in de discussiefora van documenta 12. Deze 'editorial groups' werd niet gevraagd iets voor documenta te schrijven, maar de kernbegrippen van de tentoonstelling werden naar deze locale groepen gebracht om te dienen als discussiemateriaal. Deze discussies werden overigens weer keurig afgedrukt in de tijdens en na de documenta 12 verschenen readers, om, aldus Daus, 'het moment-in-time te bevriezen'. Daus gaf toe, dat het gedrukte woord uiteindelijk een grotere impact heeft dan teksten op internet: 'The page forces the eye and mind to stick to the argumentation of the writer'.
Arjen Mulder hield, als spijtoptant van de gedrukte media (ooit was hij sterk betrokken bij de digitale media) een warm pleidooi voor 'print'. Zijn credo is: 'writing for print is the real stuff'. Een e-Book meenemen op vakantie? Van de 10.000 opgeslagen titels zal je er hoogstens een paar lezen. Niet het internet, maar het boek maakt nu deel uit van de 'grand-récit' van globalisering; Het boek is blijvend, aldus Mulder en maakt daardoor deel uit van een doorgaande uitwisseling van ideeën.
Opgemerkt werd dat kunstkritiek op het internet niet de kunstkritiek als zodanig ter discussie stelde; 'Het oordeel komt nu vaak neer op een eenvoudig 'thumb up or thumb down', zei Hlavajova. Jennifer Allen merkte dan ook op, dat je nauwelijks kunsttheorie op de blogs kan lezen. Wat je leest is enthousiasme of afkeer. Daarmee kwam de discussie weer terug bij de vraag of de kunstkritiek op het internet in handen is van de dillettant of de gespecialiseerde kunstcritcus. In ieder geval werd geconstateerd dat op het internet de emotionele betrokkenheid bij het onderwerp veel groter is dan in de geschreven pers, waar het woordje 'ik' lange tijd taboe leek te zijn. Dat deze discussie al langer speelt dan het internet bestaat, bleek uit de relativerende slotopmerking van Antje von Graevenitz, een éminence-grise van de kunstkritiek. Zij memoreerde dat haar al in 1975 door het blad Vrij Nederland werd gevraagd in de eerste zin het woord 'ik' te gebruiken en daarmee haar betrokkenheid te tonen. Onder invloed van het internet kan dat gebruik, volgens haar, in de gedrukte pers opnieuw ingevoerd worden. En zo blijkt het internet toch in dienst te staan van het conventionele papier.
Avondsessie: de bladen
v.l.n.r. Raymond van den Boogaard, Xandra Schutte, Din Pieters, Wijbrand Schaap. Foto: Robert-Jan Muller
In de avondsessie ging het over de Nederlandse situatie van de kunst- en cultuurkritiek. Xandra Schutte, hoofdredacteur van De Groene Amsterdammer, gooide een bom in de discussie door te stellen, dat de culturele kritiek ten onder gaat. Terwijl de cultuur rijker en veelzijdiger is dan ooit, zetten kranten en tijdschriften steeds vaker algemene verslaggevers in de plaats van specialisten op kunstonderwerpen. Schutte stelde, dat het onderscheid tussen hoge en lage cultuur, tussen literatuur en lectuur is verdwenen. 'De auteur begeeft zich nu liever tussen de tv-sterren', aldus Schutte.
Zoals alle kranten in deze tijd, heeft ook Het Financieele Dagblad zich gebogen over zijn kunstpagina's. Job Woudt, adjunct hoofdredacteur van het FD, deed er 9 maanden over om met zijn redactie het nieuwe format van de kunstbijlage 'Persoonlijk' definitief te maken. Dat de oplage van het FD blijft stijgen is niet te danken aan de nieuwe bijlage, maar de krant voelt het als een verplichting de lezer 'food for thought' te bieden. Woudt wekte ontsteltenis bij het publiek met zijn opmerking (een slip of the tongue?) dat kunst een goedkope manier is om illustraties in de krant te zetten. Geert ten Dam, hoofdredacteur van HDC Media, de Noord-Hollandse krantenuitgever, legde het belang van cultuur meer bij de zin voor 'samenzijn' bij zijn lezerspubliek: 'Cultuur is een bindmiddel van de maatschappij, zij heeft een sociale functie'. Omdat de kunst heel weinig werd gelezen, werd de kunstredactie overigens door Ten Dam opgeheven en vervolgens anders georganiseerd. Edo Dijksterhuis, voormalig kunstredacteur van het FD en nu directeur van de kunstbeurs ArtAmsterdam, constateerde niet zozeer een crisis in de kunstkritiek, maar eerder een krantencrisis. De kunstkritiek is van deze economische crisis het eerste slachtoffer. Kunstkritiek wordt in kranten vervangen door servicepagina's: informatie over wat er zich afspeelt en waar.
Din Pieters, hoofdredacteur van het maandblad Museumtijdschrift was het hiermee eens, en constateerde tevens een gebrek aan betrokkenheid bij veel auteurs. Hierdoor krijg je vooral veel 'adequate', dus matte teksten. Xandra Schutte weet die houding aan de mal waarin critici door het redactiebeleid worden gedrukt: 'Kritiek moet een meta-element hebben; dat kan denkkracht en originaliteit zijn en wellicht autoriteit'. Deze betrokkenheid, de verbondenheid met de eigen tijd, zag Pieters wel opduiken onder de bloggers op het internet. Wijbrand Schaap, voormalig theaterrecensent en oprichter van de nieuwe website www.cultureelpersbureau.nl kon het daarmee niet anders dan eens zijn. Recensenten kunnen op zijn website besprekingen van tentoonstellingen, opera etc. vrij inzenden zonder het beperkende format van een redactie. Dat kwam hem op hoon te staan van Raymond van den Boogaard, chef kunst van het NRC Handelsblad, die op zo'n site een toevloed van ongerichte teksten denkt te zien verschijnen zonder kader van een inhoudelijke redactie. Van den Boogaard verwachtte dat 'een recensie (ook) gaat over onderbouwen, redeneren en enthousiasmeren'. Overigens was het voor hem geen vraag of kunst in de krant van belang is, hetgeen hem leidde tot de nogal archaïsche opmerking dat 'een mens van standing zich voor kunst en cultuur interesseert'.
Zowel Van den Boogaard als Schutte en Pieters zagen een toekomst voor de nieuwe media weggelegd in de kunstkritiek. Van den Boogaard kondigde aan, dat NRC in 2010 een nieuwe website lanceert waar ook langere teksten een plaats krijgen (zie het bericht van 10 december op deze Aica site). Din Pieters wenste een grotere deelname van en aandacht voor jonge cultuurbeschouwers op het internet. Xandra Schutte vond dat de criticus flexibeler dient te worden door gebruik te maken van nieuwe media: 'Zet direct na het zien van een voorstelling of tentoonstelling 300 woorden op Twitter met je eerste indruk', stelde ze voor.
Kunst- en cultuurkritiek op het internet heeft echter zo zijn eigen dynamiek, zo bleek eveneens uit de ochtendsessie. Economische motieven van de gedrukte pers zijn op dit moment leidend in het cultuurredactiebeleid. Het zal van de redacties nog heel wat flexibiliteit, ideeënrijkdom en inzet vergen om hun logge organisaties een rol te laten spelen in die beweeglijke internetomgeving.