Met het overlijden van Seth Siegelaub, heeft de kunstwereld een zeer opmerkelijke figuur verloren. Hoe uiteenlopend zijn initiatieven ook waren, in alles wat hij ondernam was hij onafhankelijk en gepassioneerd, activistisch en nieuwsgierig, open en relativerend, kritisch, onderzoekend en genereus. En bovenal een fanatieke verzamelaar van boeken.
Zijn grootste bekendheid ontleende Siegelaub aan de spilfunctie die hij midden jaren zestig in het New Yorkse kunstleven had. Het werk van kunstenaars als Lawrence Weiner, Carl Andre, Robert Barry, Joseph Kosuth, Sol LeWitt, Douglas Huebler e.a. bracht hij in onorthodoxe presentaties zoals een catalogus, eendags tentoonstellingen, een briefkaart of een poster, een antwoordapparaat dat een werk in de woestijn omschrijft of het beroemde Xerox/Photocopy Book dat als een groepstentoonstelling op papier functioneerde. Een manier van werken die precies de Conceptual Art-mentaliteit ademde, in de jaren die Lucy Lippard beschreef in haar Six Years: The Dematerialization of the Art Object from 1966 to 1972.
Begin jaren zeventig nam Leo Castelli een aantal van deze kunstenaars op in zijn galerie. Siegelaub werkte mee aan het opstellen van het zogenaamde 'Artist Contract' ter bescherming van de rechten van de kunstenaars, en vertrok naar Parijs waar hij als vervolg op mei '68, The International Mass Media Research Center (IMMRC) oprichtte. Een centrum als bibliotheek en uitgever om de theorie en geschiedenis te kunnen bestuderen van de manier waarop linkse en progressieve bewegingen gebruik maakten van de massamedia. Daartoe werden publicaties en drukwerk uit meer dan 50 landen verzameld en teksten gepubliceerd.
In de jaren tachtig pakte hij een oude liefde op, die in zijn eerste galerie in New York een bijrol had gespeeld, een interesse voor oosterse tapijten. De toen ontstane collectie boeken is sindsdien uitgegroeid tot een wereld omvattende bibliografie van de textiel-literatuur en een imposante historische bibliotheek waarin het accent ligt op de economische, sociale en politieke rol van de textielproductie. Onontkoombaar groeide daarnaast ook een internationale collectie antieke textiele objecten. Voor het beheer van dit alles richtte hij in 1986 The Center for Social Research on Old Textiles (CSROT) op.
In 1990 verhuisde Siegelaub naar Amsterdam, waar hij sindsdien samen leefde en werkte met Marja Bloem, (voormalig) conservator Stedelijk Museum Amsterdam. In de daarop volgende jaren deed hij mee aan verscheidene internationale projecten over Conceptual Art. Inmiddels verzamelde hij boeken over een interesse veld uit zijn jeugd: theorieen over tijd en causaliteit in de natuurkunde.
In 2000 initieerde hij weer iets nieuws en richtte de Stichting Egress Foundation op, waarin hij al zijn projecten en collecties samenbracht en culturele projecten ondersteunde.
De bijbehorende website werd door AICA Nederland genomineerd voor de AICA Oorkonde 2012 voor publicaties. Het vormt de neerslag van Siegelaubs onderzoeken, verzamelingen, kennis, intuitieve voorkeuren, interesses en kritische onconventionele opstelling. Uitvoerige databases, naast ontwikkeling van projecten, zoals informatie over de juridische aspecten waarmee kunstenaars, galeristen, verzamelaars en musea te maken hebben. Ook een met name voor de kunstkritiek essentieel onderwerp wordt ter sprake gebracht: hoe wordt kunstgeschiedenis gemaakt. Wat zijn de mechanismen en regels?
De site is een work in progress maar desondanks genereus vanwege de vrij afneembare informatie. Er wordt opgeroepen tot analytisch meedenken, uitwisselen van informatie en reageren op kritische theorieen die brede culturele en sociologische verbanden leggen.
Siegelaub schonk zijn Conceptual Art archief (1964-1972) aan het Museum of Modern Art in New York en de IMMRC bibliotheek (circa 1760 items) aan het International Institute for Social History in Amsterdam onder de voorwaarde dat het materiaal voor onderzoek toegankelijk zou worden gemaakt.
Zijn textielcollectie leende hij vorig jaar uit voor een tentoonstelling bij Raven Row in Londen, waar de bijzondere weefsels, stoffen en hoofdtooien werden gepresenteerd onder de titel The Stuff that Matters. In 2014 krijgt dit een vervolg in het Amsterdamse Stedelijk Museum.
Lily van Ginneken