Het Museum voor de Schone Kunst in Brussel herbergt een imposante collectie die de Westerse kunstgeschiedenis doorkruist. Niet direct de plek waar je Aboriginalkunst zou verwachten. In de tentoonstelling Aboriginalities, die de afgelopen maanden te zien was, worden ruim 150 hedendaagse schilderijen en objecten getoond. Daarbij gaan een twaalftal werken uit de moderne kunstcollectie van het museum in dialoog met de onderwerpen van deze ‘Droomtijd’-kunstenaars, aldus de bezoekersgids.
Droomtijd
De grote tentoonstellingsruimte is opgedeeld in dertien kleinere compartimenten die in open verbinding met elkaar staan. Door een halve cirkel in de ruimte ontstaat een speels effect. In elk compartiment is aandacht voor een enkele kunstenaar. De muren zijn donker en de werken goed uitgelicht, wat zorgt voor intimiteit. Deze manier van presenteren wordt doorgaans toegepast bij objecten die uit hun context zijn gehaald en benadrukken het kostbare en bijzondere ervan. Met de Westerse blik ogen de werken abstract, maar voor de Aboriginals zitten ze vol symboliek en zijn ze sterk verbonden met hun traditionele cultuur en wereldbeeld. In dit wereldbeeld staat de ‘Droomtijd’ centraal die teruggrijpt naar de schepping van de aarde door de voorouders. In rituelen van zang, dans en mime met kostuums, objecten en afbeeldingen wordt de scheppende energie opnieuw geactiveerd. Via dromen leveren de voorouderlijke geesten inspiratie voor nieuwe rituelen en vormen van expressie. Hetgeen afgebeeld is, zijn veelal plaatsaanduidingen naar plekken waar contact kan worden gemaakt met de scheppende voorouders. Ondanks de gemeenschappelijke basis van de ‘droomtijd’ hebben de verschillende stammen en kunstenaars allerlei stijlen ontwikkeld. Er is grote diversiteit: in afmeting, gedetailleerdheid en kleur. Stippellijnen, zigzaglijnen, ‘U’-vormen, cirkels, spiraalvormen en soms diervormen zijn motieven die het werk van Aboriginalkunst typeren.
Strijd om eigenheid
Het wereldbeeld wordt in de begeleidende bezoekersgids toegelicht in tien sleuteltermen. In heldere bewoordingen geeft dit mij een basis om de symboliek in de Aboriginalkunst beter te kunnen begrijpen. Verder geeft de gids kort de biografie van elke getoonde kunstenaar en uitleg over de gebruikte symboliek in de werken. Het is boeiend om deze levensverhalen te lezen en zo een inkijkje te krijgen in de positie van Aboriginals in de recente geschiedenis van Australië. Zo groeide Regina Pilawuk Wilson op in een katholieke missie, waar het niet was toegestaan haar eigen taal te spreken en haar voorouders te vereren. Anderen, zoals Kathleen Petyarre en Warlimpirrnga Tjapaltjarri, zijn opgegroeid in een nomadische gemeenschap, waarin geprobeerd is de eigen tradities en cultuur zoveel als mogelijk in ere te houden. Verder dan deze wetenswaardigheden gaat de bezoekersgids niet. Echter, vanaf de kolonisatie van Australië tot ver in de twintigste eeuw zijn Aboriginals wreed en onmenselijk behandeld. Zo was het in de jaren vijftig en zestig nog gebruikelijk om Aboriginal baby’s weg te halen bij hun ouders en op te laten groeien in ‘witte’ Australische gezinnen. Sinds de jaren vijftig van de vorige eeuw strijden de Aboriginals voor behoud en erkenning van hun cultuur, identiteit en voor landrechten. Wettelijke rechten op het Australisch staatsburgerschap en land kregen de Aboriginals in 1967, maar pas in 2008 bood de regering excuses aan voor het grote verdriet, verlies en leed dat hen is aangedaan.
Het maken van schilderijen op doek met penseel en (acryl)verf is uiteraard geen traditie voor Aboriginals. Van oudsher maakten ze tekeningen in het zand, op rotsen of boomschorsen, op ontoegankelijke plekken voor niet ingewijden. Om zich te kunnen uitdrukken in hun strijd voor hun eigenheid werd in de jaren zeventig begonnen met deze niet traditionele methode. Het was voor hun een manier om de eigen cultuur te beschermen, maar ook om te zichzelf te laten zien aan de buitenwereld. Naast de spirituele betekenis van de schilderijen geeft dit politiek bewustzijn een extra dimensie aan de werken. Op deze activistische betekenis gaat de tentoonstelling niet in. De nadruk ligt op het spirituele en esthetische aspect. Wat mij betreft een gemiste kans.
Les Magiciens de la Terre
In de tentoonstelling zijn een aantal moderne Westerse kunstwerken verweven. Een herhaling van het concept van de, binnen de kunstgeschiedenis, veel besproken en bekritiseerde tentoonstelling Les Magiciens de la Terre (Centre Pompidou, Parijs, 1989). In de eerste ruimte worden we al direct geconfronteerd met een werk van de Engelse Landart kunstenaar Richard Long (Utah Circle uit 1989). Ook in Les Magiciens de la Terre werd Aboriginalkunst gekoppeld aan een werk van deze kunstenaar. Met zo’n overduidelijke overeenkomst in concept, zou ik verwachten dat in de begeleidende teksten van de Brusselse tentoonstelling gerefereerd zou worden aan de tentoonstelling uit 1989. Destijds was de kritiek op deze tentoonstelling de dominantie van het Westerse perspectief en het uitgangspunt dat kunst universeel verstaanbaar is. Door opnieuw Westerse kunst aan niet Westerse kunst te koppelen, lijkt het alsof deze kritiek wordt genegeerd en er in de tussenliggende tijd niets veranderd is. Van een tentoonstelling over Aboriginalkunst zou je vandaag de dag een meer kritische houding verwachten. Hoe voor de hand liggend en actueel zou het zijn geweest om aandacht te besteden aan de activistische dimensie die ook aan de getoonde werken ten grondslag ligt?
Aboriginalities
De titel van de tentoonstelling, Aboriginalities, is een samentrekking van ‘Aboriginal’ en ‘Originaliteit’. Met deze term willen de makers een alternatief voor de toekomst geven die verschilt van de moderniteit. In de moderniteit is, door de economie voorop te stellen, de natuur ondergeschikt geraakt. Aboriginalities toont een alternatief van een terugkeer naar Moeder Aarde en het sacraliseren van de natuur. Hoewel ik het hoogdravend vind klinken, denk ik wel dat de makers een punt hebben. De Aboriginals leefden al meer dan veertigduizend jaar in harmonie met de natuur voordat de kolonisators kwamen. Terwijl onze moderne Westerse cultuur in een paar eeuwen tijd de natuur tot op de rand van de ondergang heeft gebracht. Wat kan het Westen leren van voorheen onbekende en genegeerde kennissystemen als die van de Aboriginals?
Ik juich het toe dat een Museum voor Schone Kunst een tentoonstelling maakt over Aboriginalkunst. Daarmee krijgt een inheemse cultuur een podium dat voorheen exclusief voor Westerse kunst was. De toevoeging van de Westerse kunstwerken vind ik overbodig en achterhaald. Het Westerse perspectief van de tentoonstelling wordt er door benadrukt in plaats van ruimte te geven aan het perspectief van de Aboriginals: wat betekenen de object voor hun. Voor mij betekenen ze in ieder geval een ander perspectief op de wereld en zijn ze een symbool van de strijd voor behoud van de Aboriginalcultuur.
Aboriginalities was van 1-4 tot 1-8 2021 te zien in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Regentschapsstraat 3, Brussel.
Deze tekst is geschreven in het kader van het AICA-mentorschap