Gerrit Jan de Rook zag de permanente tentoonstelling die het Gemeentemuseum Den Haag aan Mondriaan en de Stijl heeft gewijd. Hij stuurde een reactie aan de AICA website.
Door Gerrit Jan de Rook
Ik wind me niet gauw op over een tentoonstelling. Deze is naar mijn smaak of niet, en voor mij is alles toegestaan mits de kunstwerken maar niet beschadigd worden (of daarop een te groot risico lopen). En ik weet, tentoonstellingen over kunstenaarsgroepen zijn lastig. Ze zijn vrijwel nooit hecht en worden meestal alleen in leven gehouden om financieel of publicitair gewin.
Toch kan ik niet nalaten mijn onvrede te uiten over de expositie die het Gemeentemuseum Den Haag nu aan De Stijl wijdt. Aangewakkerd door de publicitaire bombarie waarmee deze ‘nieuwe vleugel’ werd aangekondigd. Laat ik beginnen met de keuze van de getoonde stukken.
Veel kan leuk zijn maar is dat zelden. Zeker in kleine ruimtes nodigt een dergelijke aanpak niet uit tot nauwkeurig kijken. Het enthousiasme van de samenstellers heeft in dit geval bovendien tot overmoed geleid. Vier bijna identieke Vantongerloo’s, strak op elkaar, zijn prachtig maar een tiental op een kluitje is al gauw overkill. Hetzelfde geldt voor de presentatie van Sonia Delaunay: veel te royaal voor iemand die misschien niet eens op de tentoonstelling thuishoort.
Op mij maakt het de indruk dat de – op zichzelf terechte – opwinding over dit bijzondere materiaal de overhand heeft gekregen over het doel van de tentoonstelling: een presentatie van De Stijl-groep. Hoewel iedereen zo langzamerhand wel weet dat die uit meer bestond dan alleen Van Doesburg, Van Doesburg en Van Doesburg. (Of: Van Doesburg, Bonset en Camini).
Ook op het gebied van de maquettes is de expositie te royaal. De vertegenwoordiging van Le Corbusier bijvoorbeeld is te groot en in mijn ogen bovendien misplaatst.
De ruimte van de ‘De Stijl-vleugel’ is beperkt. Waarom zoveel vazen van Brouwer? Waarom een serie Judds? En vooral: waarom dat krampachtige construct die de vormgever (Krijn de Koning, red.) van de expositie in het hart ervan meende te moeten – en mocht – plaatsen. Ook de aanwezigheid van de kunstwerken van De Konings vormgevingspartner Holtrop vind ik verwerpelijk.
Maar het allerergste vind ik dat het – op zichzelf lovenswaardige – idee van een De Stijl-presentatie dit keer ten koste is gegaan van de schilderijen van Mondriaan. Deze zijn visueel beschadigd. Door ze niet in Berlages sublieme licht op de eerste verdieping te presenteren maar op de vleugel die bedoeld was voor toegepaste kunst (hoe begrijpelijk ook door de aanwezigheid van zoveel werk op papier) doet men ze geen recht. Hoe haal je het in je hoofd om de belangrijkste groep in een pijpenla te tonen! Hoe haal je het in je hoofd om je topstuk daar het minste licht te gunnen! Â Jammer…