
Door Marga van Mechelen
35 jaar zijn verstreken sinds Paolo Portoghesi Rem Koolhaas uitnodigde voor de eerste architectuurbiennale in 1980. Deze biennale, bedoeld als een viering van het post-modernisme, droeg vooral het stempel van Charles Jencks, toen de goeroe van het extraverte postmodernisme. De architecten kregen in de Strada Novissima, opgebouwd in de Arsenale, gelegenheid met hun frontons hun visitekaartje af te geven om daarmee ook hun binding met het verleden uit te drukken. Enkele scholen binnen het post-modernisme werden uitgesloten, maar Portoghesi zorgde wel voor aandacht voor de Italiaanse architectuur die destijds zijn hoogtijdagen beleefde en zich sterk onderscheidde van vooral de Amerikaanse architecten; Aldo Rossi had een jaar eerder zijn Teatro del Mondo op de punt van Dorsoduro geplaatst.
In zijn Inleiding in de catalogus uit Koolhaas zich enigszins kritisch over Portoghesi's biennale. Deze kritiek lijkt er toe geleid te hebben dat zijn biennale in alles anders moest zijn. Geen viering van architecten maar een concentratie op de architectuur, geen Westerse claim ook op een universele architectuur of het model van de stad. Dan vergeten we nog een belangrijk verschil: hoewel Portoghesi zijn biennale als titel gaf 'The presence of the past' ging het primair om voorstellen voor een nieuwe architectuur met een persoonlijk idioom. Het begin van een inmiddels lange biennale traditie. Een breuk daarmee alleen al is radicaal te noemen.
U moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.