Register Freelance en Zelfstandige Kunsthistorici nu online

foto: Robert-Jan Muller

Onlangs is het Register Freelance en Zelfstandige Kunsthistorici online gegaan. In 2009 werd het initiatief tot oprichting genomen, en begin 2010 meldden zich de eerste leden. Na een korte testfase is het online beroepsregister nu openbaar op: http://kunsthistorici.ning.com. Raadpleging en deelname zijn kosteloos.

Tot nu toe miste de groep zelfstandige ondernemers en dienstverleners in het vakgebied een eigen gezicht. Bestaande vakorganisaties richten zich immers (mede of uitsluitend) op kunsthistorici in loondienst bij universiteiten, musea en andere instellingen. Het Register Freelance en Zelfstandige Kunsthistorici voorziet in de behoefte aan een eigen aanspreekpunt in het vakgebied, in de vorm van een kennisnetwerk met vele online tools.

Voor musea, cultuurinstellingen, uitgevers en andere opdrachtgevers vormt het Register bovendien een handige database, waarin men experts kan vinden die inzetbaar zijn bij tijdelijke projecten. Alle leden beschikken over gespecialiseerde kennis en vaardigheden, die een belangrijke ondersteuning aan projecten kunnen bieden. Zoeken op hun inhoudelijke specialisaties, locaties, specifieke diensten en andere trefwoorden is mogelijk (klik op het tabblad ‘Leden’, kies optie ‘geavanceerd zoeken’.)
K&WH was nauw bij de opzet van het Register betrokken. Het is speciaal bedoeld voor vakgenoten, die (net als K&WH) bewust voor de onafhankelijkheid en uitdagingen van het ondernemerschap in de kunst-, cultuur- en erfgoedsector hebben gekozen. Als voorwaarde voor participatie als Lid wordt dan ook een Kamer van Koophandel inschrijving als zelfstandige in het vakgebied gevraagd. Naast Leden kent het Register ook Geassocieerde leden (uit verwante vakgebieden) en Aspirantleden.
Het initiatief valt of staat natuurlijk met de participatie van vakgenoten. Lidmaatschapsaanvragen van collega-ondernemers zijn dan ook zeer welkom; hieraan zijn geen kosten verbonden. Weer afmelden is altijd mogelijk, op ieder gewenst moment.
De website van de initiatiefnemer is www.kroonwagtberghansen.nl.

Laudatio bij AICA Oorkonde voor Dick Raaijmakers

Afgelopen vrijdag werd in Leiden de AICA Oorkonde 2009 uitgereikt aan Arjen Mulder en Joke Brouwer voor hun publicatie Dick Raaijmakers. Monografie. In haar laudatio trok Kitty Zijlmans, hoogleraar kunstgeschiedenis aan de Universiteit van Leiden, een parallel tussen de aanpak van de twee makers van het boek en de ideeën van Raaijmakers zelf over zijn kunst: 'Het boek kent extreme verkleining en uitvergroting, vertraging en versnelling, net als het werk van Dick Raaijmakers zelf'.

Dick Raaijmakers en Arjen Mulder (foto: Jan Sprij)

Door Kitty Zijlmans

Ik heb mij bij de voorbereiding van deze laudatio afgevraagd hoe Dick Raaijmakers zoiets zou aanpakken, omdat het boek, net zoals zijn werk, niet een Gesamtkunstwerk is maar de kunstwerken tegelijkertijd presenteert. Daarmee is het boek een intertextuele installatie van taal, beeld, verschillende stemmen en perspectieven geworden. Dat doet het werk van Dick Raaijmakers ook recht: zijn oeuvre is niet in één lopend verhaal te vatten. Niet alleen bedient hij zich van een breed scala aan kunstvormen en disciplines waarin beeld, geluid, techniek en theorie met elkaar een huwelijk aangaan, maar ook worden deze in de verschillende producties steeds weer op een eigen manier met elkaar verbonden, waardoor nieuwe kunstvormen ontstaan – een soort klank-theater-concert-performances. Deze werken onttrekken zich aan de mogelijkheid om in bestaande categorieën te worden ondergebracht. Om de docent, theoreticus, componist, maker en performer Dick Raaijmakers over het voetlicht te brengen was een andere strategie nodig waarvoor de redacteuren Arjen Mulder en Joke Brouwer hebben gekozen, namelijk, het werk niet te synthetiseren maar te deconstrueren in zijn onderdelen. Heel Raaijmakeriaans. Hoe deconstrueer ik op mijn beurt weer het boek?

Vóór mij ligt een kloek boek. Het is 27.5 cm hoog, 22.5 cm breed en 6 cm dik. Het weegt ruim drie kilo – ik heb het even gewogen. Mijn laptopje is veel kleiner en lichter dan het boek. Het boek heeft een witte glanzende kaft van een soort kunststofpapier en lijkt gevoerd. De kaft deukt ietsjes in als je het boek vastpakt. Op de kaft staat een foto waarop je Dick Raaijmakers geconcentreerd ziet kijken naar een groot fotopositief dat hij voorzichtig tussen duim en wijsvinger met witte katoenen handschoenen vastheeft. Het is een van de bewegingsstudies van Étienne-Jules Marey die model stond voor De grafische methode fiets. Hij houdt de foto op enige afstand van zijn lichaam. Zijn gehandschoende handen komen daarmee prominent in beeld en vullen een aanzienlijk deel van de foto. Wij zien de andere kant van het beeld dat Dick Raaijmakers aan het bekijken is. Op pagina 133 komen we de foto weer tegen; erboven zien we een andere foto waarbij we nu méékijken met Dick Raaijmakers naar een andere bewegingsstudie, wederom voorzichtig vastgehouden door diezelfde, in witte handschoenen gestoken handen. V2 heeft deze bijzondere monografie uitgegeven. De redactie en samenstelling was in handen van Arjen Mulder en Joke Brouwer, gesecondeerd door Dick Raaijmakers zelf.

Het boek begint en eindigt met bladen uit de partituur van het werk Grafisch Kwartet uit 1968, voor Raaijmakers een sleutelwerk. Read more

Opbrengst Peter Stuyvesant veiling overtreft verwachting met 13,5 miljoen euro

Martin Kippenberger, Dinosaurierei, 1996, 240x 200 cm. Veilingopbrengst € 1.072,750,-

Door Robert-Jan Muller

De opbrengst voor de veiling bij Sotheby's van de Peter Stuyvesant collectie is ruim 13,5 miljoen euro. Verwacht werd een resultaat van 4 miljoen euro, maar alleen al het schilderij van Martin Kippenberger Dinosaurierei, geschat op € 300.000,- bracht ruim 1 miljoen euro op. Dat dat was niet onverwacht, want Kippenberger (overleden in 1997) is de laatste paar jaar in de internationale kunstwereld herontdekt. Andere uitschieters: de ruim twee meter lange tekening van Alighiero Boetti bracht ruim 200.000 euro op (geschat op € 60.000,-) en de twee Karel Appels respectievelijk ruim 430.000 euro (geschat € 200.000,-) en ruim 490 duizend euro (geschat op € 180.000,-). Over de hele linie waren de opbrengsten ruim hoger dan geschat, zodat ook werken van Nederlandse kunstenaars als bijvoorbeeld Marc Mulders, Peter Struycken en Lucassen ruim de estimate voorbijschoten. Dat de reliëfs van Jan Schoonhoven twee maal ruim 3 ton en een maal 4,5 ton opbrachten (geschat € 150.000,-)  bevestigt zijn reputatie als een leidende kunstenaarsnaam.

Klik voor de volledige veilingresultaten op http://www.sothebys.com/app/live/lot/LotResultsDetailList.jsp?action=N&start_lot_row_num=1&end_lot_row_num=100&event_id=30147&sale_number=AM1095&lots_per_page=100&show_lot_name=Y

Peter Stuyvesant collectie op de veiling bij Sotheby's

Tekst en foto's: Robert-Jan Muller

Sculptuur van Henk Visch bij Sotheby's

Afgelopen week was het de laatste keer dat de Peter Stuyvesant kunstcollectie bij Sotheby's als (bijna) complete verzameling te zien was. Vanavond (maandag 8 maart) wordt in één sessie bij het veilinghuis in Amsterdam de legendarische collectie geveild. Bij het bezoek dit weekeinde aan de kijkdag werd me duidelijk waarom deze collectie van na-oorlogse kunst die legendarische status heeft. De toenmalige initiator van de bedrijfscollectie en directeur van sigarettenfabriek Turmac in Zevenaar, Max Orloff (1918-2009), had een oog voor hoge kwaliteit. Daarnaast wist hij, als een goede manager, de beste kunstadviseurs aan zich te binden, zoals aanvankelijk Stedelijk Museum directeur Willem Sandberg (van de late jaren vijftig tot 1965). Orloff wilde de arbeiders in de sigarettenfabriek, in de geest van de jaren vijftig, verheffen door middel van kunst en hen een prettige werkomgeving verschaffen. Wanneer je de collectie nu ziet realiseer je je dat Orloff in zijn streven daarbij geen concessies deed aan smaak of conventies. Naast de prachtige en vrolijke schilderijen van Karel Appel uit de jaren zestig, verzamelde hij tevens afstandelijker werken van Jan Schoonhoven, Carel Visser of Shinkichi Tajiri. En hij liet de werken ophangen boven de werkplekken van de fabrieksarbeiders.

Sotheby's had drie zalen ingericht. In de eerste zaal expressieve schilderkunst uit verschillende landen en tijden van kunstenaars als Appel, Lucebert, Constant, Alechinsky, Manessier en Dokoupil. Bijzonder en onverwacht van de meer recente aankopen (onder adviseurschap van Wim Beeren 1993-2000) vond ik het grote schilderij van Martin Kippenberger (Dinosaurierei, 1996) en Georg Jiri Dokoupils schilderij (zonder titel) uit 1984. Deze schilderijen met een hoogste schatting van resp. € 300.000,- en € 30.000,- zullen naar alle waarschijnlijkheid naar buitenlandse collecties overgaan. Dat zal overigens voor meer werken gelden, zoals de David Salle of de twee ovale schilderijen van Mike Kelley.

Sculptuur van Tajiri, met op de achtergrond vlnr Van Golden, Struycken, Vasarely, Armando en Schoonhoven

De tweede zaal met de Schoonhovens, Tajiri en Carels Visser liet tevens werk zien van Vasarely en van de hier onbekendere Kumi Sugaï, waarvoor altijd wel (opnieuw in het buitenland) particuliere verzamelaars te vinden zijn. De drie perspex wandobjecten van Peter Struycken uit 1967, hoogtepunten in zijn oeuvre, leken mij met een geschatte opbrengst van € 6.000,- wat laag gewaardeerd, hoewel gezien de huidige economie en door het feit dat er drie tegelijk op de markt komen de opbrengst gedrukt kan worden.

Jan Schoonhoven, z.t. 1967

In de derde zaal stonden onder meer aantrekkelijke sculpturen van Henk Visch en Auke Vries temidden van fotowerken van Mischa Klein en Sarah Jones (daarvoor is wellicht belangstelling vanuit Nederlandse bedrijfscollecties) en van Tom Hunter The Anthropologist, 1997 (een dromerige fotografische vertaling van Johannes Vermeers 'De Geograaf)  en Gregory Crewdsons Flower Beanstalk (2002). Het zijn de meest recente aankopen, gedaan door de laatste Peter Stuyvesant collectieadviseur Martijn Sandberg.

Tom Hunter, The Anthropologist (1997)

De kijkdag was weliswaar een feest te zien, maar tegelijk een moment om te beseffen hoe schandalig het is dat deze collectie door het korte termijn denken van een nieuwe Amerikaanse directie uiteenvalt. De geschatte opbrengst van 4 miljoen euro zal wel gehaald worden, maar op het kapitaal van een multinational als de huidige eigenaar BAT (British American Tobacco) een druppel op de gloeiende plaat. Dat de opbrengst zomaar, zonder spoor, wegvloeit in het bedrijf, geeft ook iets armzaligs aan de veiling, alsof deze geweldige kunstcollectie in economisch opzicht ook de artistieke waarde reflecteert. Het is goed te beseffen dat dat niet zo is. Pijnlijk is ook dat er nationale bezorgdheid is over de toekomst van de Dirk Scheringa collectie, terwijl de veel importantere Peter Stuyvesant collectie zonder slag of stoot uit elkaar mag vallen. De grafisch ontwerper Walter Nikkels zei me enkele jaren geleden:  'Een kunstverzameling geeft glans aan een bedrijf, een niet te kwantificeren aantrekkelijkheid'. Het is nu wel duidelijk dat de BAT directie daaraan niets is gelegen.

Bekijk de catalogus van de Sotheby's veiling door te klikken op  http://www.sothebys.com/app/ecatalogue/fhtml/index.jsp?event_id=30147#/r=index-fhtml.jsp?event_id=30147|r.main=event.jsp?event_id=30147/

Symposium Mauritshuis en RKD over kunstkamers en kunstcollecties

Willem van Haecht ‘De kunstkamer van Cornelis van der Geest’ 1628,                   ©Rubenshuis, Antwerpen

Op donderdag 15 april 2010 organiseren het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie (RKD) en het Mauritshuis een symposium naar aanleiding van de tentoonstelling Kamers vol kunst in 17de-eeuws Antwerpen, die van 25 maart tot en met 27 juni in het Mauritshuis is te zien. Reeds in de 17de eeuw werd kunst vervaardigd door tijdgenoten geestdriftig verzameld. Maar ook in de twee daarop volgende eeuwen heerste er een bijzondere voorliefde voor het verzamelen van oude meesters. Behalve uit liefhebberij lagen aan het verzamelen en tonen van de eigen collectie ook andere redenen ten grondslag. Zo speelde sociale en politieke aspiraties eveneens een evidente rol. In een reeks lezingen zullen verschillende aspecten met betrekking tot de geschiedenis van het verzamelen in de 17de, 18de en 19de eeuw voor het voetlicht worden gebracht.

Locatie: Aula van het KB-complex, Prins Willem-Alexanderhof 5, Den Haag

Inschrijven en kosten: De kosten voor deelname bedragen € 20 (inclusief lunch, toegang tot de tentoonstelling en een drankje in het museumcafé), te betalen op de dag zelf. U kunt zich inschrijven via activiteiten@rkd.nl o.v.v. ‘verzamelen’. In verband met de beperkte capaciteit van de aula is het raadzaam tijdig te reserveren.

Het programma is te lezen door te klikken op Read more

Publicatie over geschiedenis Museumjournaal

Omslag Museumjournaal 1966/67. Ontwerp: Jurriaan Schrofer

De geschiedenis van het tijdschrift Museumjournaal loopt grotendeels parallel aan de introductie van de internationale neo-avantgarde (minimal art, conceptuele kunst, pop-art) in Nederland. Van 1961 tot 1967 was Wim Beeren hoofdredacteur van het tijdschrift. In die periode groeide Museumjournaal uit tot de belangrijkste informatiebron over hedendaagse kunst in Nederland. Onder de titel De bewogen geschiedenis van Museumjournaal door auteur Rogier Schumacher verschijnt 15 maart as. een monografie over het tijdschrift. Schumacher analyseert de groei van Museumjournaal en beschrijft vanuit de geschiedenis van het blad de intensieve relatie van de Nederlandse kunstwereld met de internationale neo-avantgarde kunst.

Uitgave van de Amsterdam University Press, ISBN 978 90 8964 0703, 368 pagina's, € 55,-

Uitreiking AICA oorkonde 2009

De AICA oorkonde 2009 wordt vrijdag 19 maart a.s. uitgereikt aan Arjen Mulder en Joke Brouwer, de auteurs van de monografie Dick Raaijmakers (een uitgave van V2, Rotterdam, 2008). Deze feestelijke uitreiking vindt plaats van 17.00 tot 20.00 uur in de Collegezaal van Scheltema, Marktsteeg 1, Leiden. De laudatio wordt uitgesproken door Kitty Zijlstra. Paul Koek, artistiek leider en regisseur van muziektheatergezelschap Veenfabriek, vertelt iets over zijn samenwerking en ervaringen met Dick Raaijmakers. Tevens wordt de film Dépons/Der Fall vertoond, fragmenten van een registratie van een van de sleutelwerken van Dick Raaijmakers uit 1993 over het thema ‘nadoen’. De film werd gemaakt door Günther Barten, Aart van der Linden en Joost Rekveld.

De uitreiking wordt georganiseerd door de Nederlandse tak van de AICA (Association Internationale des Critiques d'Art), en ondersteund door het lectoraat Kunstenaarstheorieën en de Artistieke Praktijk van de Hogeschool van Beeldende Kunsten, Muziek en Dans in Den Haag. De AICA Oorkonde wordt jaarlijks uitgereikt aan afwisselend een publicatie, een tentoonstelling en een museum/tentoonstellingsinstuut. De prijs wordt toegekend via een stemming onder de leden van AICA. (Zie ook de vorige publicaties op deze site onder de zoekterm AICA oorkonde).

Hieronder het volledige programma: Read more

Zomercursus Kunst van de Gouden Eeuw

Hendrick Avercamp: Winterlandschap met ijsvermaak (1609). Collectie Rijksmuseum Amsterdam. Pieter Roelofs, conservator van het Rijksmuseum, bespreekt zijn onderzoek naar de schilderijen van Avercamp tijdens de Zomercursus.

In augustus van dit jaar wordt er opnieuw een Zomercursus over kunst van de Nederlandse 17de eeuw georganiseerd. De Zomercursus, verzorgd door de Amsterdam en Maastricht Summer University in samenwerking met RKD, CODART en het Rijksmuseum, geeft een inzicht in lopende Nederlandse onderzoeksprojecten en verschillende onderzoeksmethoden. De cursus is gericht op studenten en kunsthistorische onderzoekers op het gebied van de Nederlandse 17de eeuw. Aanmeldingen dienen te zijn voorzien van een curriculum vitae en een motiveringsbrief. Deelnamekosten bedragen € 900,-.  De cursus start op de 16 augustus en bestaat uit 11 achtereenvolgende dagen op verschillende locaties, zoals het Rijksmuseum Amsterdam, Museum Boijmans van Beuningen, Ons' Lieve Heer op Solder, het Amsterdams Historisch Museum en het Stadsarchief Amsterdam. In workshops, lezingen en discussies worden de verschillende onderwerpen belicht.

Het volledige programma met wijze van aanmelden (voor 23 mei) staat op http://www.amsu.edu/en/course/dutch-art-of-the-golden-age-sources-and-perspectives/

Geen nieuwe Secretaris-Generaal gekozen tijdens 43ste AICA congres in Dublin

Thomas Grünfeld, Misfit (St.Bernard/Sheep), 1994

Het 43e AICA Congres vond plaats in het middeleeuwse Dublin Castle van 26 tot 31 oktober. In drie dagen werd in Dublin het onderwerp Relations between Art and Science in lezingen en debatten behandeld. De laatste dag werd er tijdens de General Assembly geen nieuwe voorzitter gekozen.

Door Tineke Reijnders

Achter de metersdikke stenen muren van het Dublin Castle ligt ondergronds een hightech conferentiezaal verborgen, erfgoed van een bijeenkomst van de leiders van Europa. De donkere glaswanden verhulden ditmaal echter geen tolken; wegens een regeringswissel was de toegezegde subsidie gedecimeerd. Engels was dus de enige taal; het betekende een voorsprong voor de groep van native speakers, met name bij debatten, en een nadeel voor alle toehoorders zodra men zich door lezingen moest worstelen van sprekers die hun betoog afstaken zònder beeldmateriaal en mèt problematisch accent. Afgesproken is tijdens de algemene vergadering dat sprekers in zulke gevallen de tekst synchroon zullen projecteren. Het congres werd georganiseerd door AICA-Ierland, onder voorzitterschap van Ciaran Bennett.

Het onderwerp The Relations between Art and Science: complicity, criticality, knowledge bleek toegespitst op biologie. Suzanne Anker, de eerste keynote spreker, is kunstenaar en theoretica op het snijvlak tussen beide disciplines. Dankzij haar onderzoek op het terrein van biologie kan ze diepte geven aan haar wereldwijde lezingen over Grünfelds Misfits en Zhang Xia’s kip met vier poten. Interessanter echter waren de keynotes van de echte wetenschappers. Keith Roberts weet alles van DNA structuren en behoorlijk wat van kunstenaars die de strengen nabootsen. Zo nam Dalí al in 1953 een DNA helix op in een schilderij. Hij was ermee in aanraking gekomen via Watson, een geleerde met wie de spreker lang had samengewerkt. Dalí zag er een verbinding in met God, Keith Roberts houdt liever vast aan de verbinding met onze oorsprong. Er zijn links- en er zijn rechtsomdraaiende dubbele helixen. Dat maakt nogal verschil, behalve voor kunstenaars. Verfoeilijk vindt de spreker met name de publieke sculpturen van Charles A. Jencks die op DNA structuren lijken maar er niets mee te maken hebben. Ze kosten nog handen vol geld ook en je vindt ze ‘all over the place’. Daarentegen waardeert hij de Zenachtige sculpturen (2006) van de New Yorkse Mara Haseltine. Zij baseert haar werk op Blys proteïnes, eiwitten in actie om antilichamen te vormen, een proces dat zij conform de werkelijkheid heeft weergegeven. Een fout voorbeeld is dan weer de reusachtige openbare sculptuur van Abigail Fallis DNA DL90 (2004) in Goodwood. Read more

Dag van de Kunstkritiek in De Balie

'On the internet we are players, not users!', riep de Amerikaanse kunstcritica Jennifer Allen uit tijdens haar presentatie op de Dag van de Kunstkritiek die woensdag 9 december in De Balie werd gehouden. Allens constatering was raak, maar ook pijnlijk op een middag die in het teken stond van kunstkritiek en het internet. Samen met De Balie en Metropolis M had de AICA een programma samengesteld voor de middag en avond. 's Middags een debat met gespecialiseerde beeldende kunstcritici uit binnen- en buitenland en 's avonds een debatforum waarin Nederlandse tijdschriften aan bod kwamen. (Het volledige programma is op deze Aica site te lezen in het bericht van 11 november).

Door Robert-Jan Muller

v.l.n.r. Jennifer Allen, Maria Hlavajova, Cordula Daus, Régine Debatty. foto: Robert-Jan Muller

Het internet als plaats van serieuze kritiek of als speeltuin? Jennifer Allen schrijft vooral voor tijdschriften, waaronder Artforum. In 2004 werd ze door dit tijdschrift gevraagd de internetrubriek 'Seen and Heard' te verzorgen, een soort actualiteitenrubriek met een persoonlijke touch. De redactionele eis om het woord 'ik' in haar stukjes voor deze rubriek op te nemen was een nieuw en lastig fenomeen voor haar, maar, gaf ze toe, de stukjes werden er wel 'edgier', scherper, door. Dat persoonlijke lijkt een kenmerk te zijn in de overvloed aan internetfora, websites en blogs over beeldende kunst. In haar inleiding merkte debatvoorzitter Maria Hlavajova op, dat het internet de marktplaats is waar iedereen een kunstcriticus kan zijn. Wat is dan nog de rol en betekenis van van de gespecialiseerde en professionele kunstcriticus? Dat het probleem leeft blijkt volgens Hlavajova wanneer je googelt naar 'death of art critic' en vervolgens duizenden hits verschijnen. Toen ik het zelf eens probeerde was het resultaat een royale 20.100.000.

In het forum was onder meer Régine Debatty uitgenodigd, een van de bloggers (en van oorsprong lerares) die met haar website www.we-make-money-not-art.com actief is in het signaleren van nieuwe tentoonstellingen, kunstenaars en trends. Of Debatty een kunstcriticus is in de traditionele zin van het woord is maar de vraag, wel kan gezegd worden dat ze een waaier van actuele onderwerpen aanbiedt en daarbij haar commentaar levert. Haar site is zo'n levendige marktplaats waar je doorheen kan lopen en af en toe bij een onderwerp kan blijven stilstaan. Verwacht geen doorwrochte kunsttheoretische beschouwingen. Debatty geeft information-light, met lekker veel plaatjes en een tekst die tot het minimum is gereduceerd. Zoals Jennifer Allen al zei: 550 woorden is het maximum voor een internettekst en op Debatty's site wordt aan deze regel voldaan. Ze besteedt veel aandacht aan mode en ze bekende dat ze 's ochtends altijd de site van het mode- en celebrityblad Grazia op internet bekijkt. Maar, gaf ze toe, 'ik wil nog niet dood met het blad Grazia in mijn handen gevonden worden in de metro'. Opmerkelijk was wel Debatty's bewering, dat zij zelf nauwelijks blogs leest. Eenrichtingsverkeer dus. Met de constatering van Jennifer Allen dat er tegenwoordig nog nauwelijks wordt gereageerd via de 'comment' knop, wordt de trend bevestigd dat de nieuwigheid van het internet er een beetje af is.

Cordula Daus, coördinator van de speciaal voor documenta 12 (2007) opgezette 'Magazines project', zag nog wel degelijk die activiteit op het web ontstaan. Het project bestond er uit, wereldwijd kleine groepen kunstredacteuren samen te stellen met de vraag zich te 'embedden' in de discussiefora van documenta 12. Deze 'editorial groups' werd niet gevraagd iets voor documenta te schrijven, maar de kernbegrippen van de tentoonstelling werden naar deze locale groepen gebracht om te dienen als discussiemateriaal. Deze discussies werden overigens weer keurig afgedrukt in de tijdens en na de documenta 12 verschenen readers, om, aldus Daus, 'het moment-in-time te bevriezen'. Daus gaf toe, dat het gedrukte woord uiteindelijk een grotere impact heeft dan teksten op internet: 'The page forces the eye and mind to stick to the argumentation of the writer'.

Arjen Mulder hield, als spijtoptant van de gedrukte media (ooit was hij sterk betrokken bij de digitale media) een warm pleidooi voor 'print'. Zijn credo is: 'writing for print is the real stuff'. Een e-Book meenemen op vakantie? Van de 10.000 opgeslagen titels zal je er hoogstens een paar lezen. Niet het internet, maar het boek maakt nu deel uit van de 'grand-récit' van globalisering; Het boek is blijvend, aldus Mulder en maakt daardoor deel uit van een doorgaande uitwisseling van ideeën.

Opgemerkt werd dat kunstkritiek op het internet niet de kunstkritiek als zodanig ter discussie stelde; 'Het oordeel komt nu vaak neer op een eenvoudig 'thumb up or thumb down', zei Hlavajova. Jennifer Allen merkte dan ook op, dat je nauwelijks kunsttheorie op de blogs kan lezen. Wat je leest is enthousiasme of afkeer. Daarmee kwam de discussie weer terug bij de vraag of de kunstkritiek op het internet in handen is van de dillettant of de gespecialiseerde kunstcritcus. In ieder geval werd geconstateerd dat op het internet de emotionele betrokkenheid bij het onderwerp veel groter is dan in de geschreven pers, waar het woordje 'ik' lange tijd taboe leek te zijn. Dat deze discussie al langer speelt dan het internet bestaat, bleek uit de relativerende slotopmerking van Antje von Graevenitz, een éminence-grise van de kunstkritiek. Zij memoreerde dat haar al in 1975 door het blad Vrij Nederland werd gevraagd in de eerste zin het woord 'ik' te gebruiken en daarmee haar betrokkenheid te tonen. Onder invloed van het internet kan dat gebruik, volgens haar, in de gedrukte pers opnieuw ingevoerd worden. En zo blijkt het internet toch in dienst te staan van het conventionele papier.

Avondsessie: de bladen

v.l.n.r. Raymond van den Boogaard, Xandra Schutte, Din Pieters, Wijbrand Schaap. Foto: Robert-Jan Muller

In de avondsessie ging het over de Nederlandse situatie van de kunst- en cultuurkritiek. Xandra Schutte, hoofdredacteur van De Groene Amsterdammer, gooide een bom in de discussie door te stellen, dat de culturele kritiek ten onder gaat. Terwijl de cultuur rijker en veelzijdiger is dan ooit, zetten kranten en tijdschriften steeds vaker algemene verslaggevers in de plaats van specialisten op kunstonderwerpen. Schutte stelde, dat het onderscheid tussen hoge en lage cultuur, tussen literatuur en lectuur is verdwenen. 'De auteur begeeft zich nu liever tussen de tv-sterren', aldus Schutte. Read more