Romuald Hazoumé: Moon, 2003. Detail installatie dokumenta 12, 2007
In Kaapstad is in november 2007 de sectie AICA Africa opgericht tijdens een seminar georganiseerd door het Visual Art Network of South Africa (VANSA) en AICA. Tijdens het seminar werd ingegaan op de culturele en economische context waarin Afrikaanse instituties op het gebied van beeldende kunst functioneren. Eerdere soortgelijke bijeenkomsten vonden plaats in Dakar, Senegal (2003) en Addis Ababa, Ethiopië (2006). Deelnemende landen waren Egypte, Mozambique, Marokko, Ivoorkust, Botswana, Groot-Brittannië, Zimbabwe, Namibië, Zambia, Frankrijk, Angola, Zuid Afrika en Nederland. Hieronder volgt het verslag van de bijeenkomst door Tineke Reijnders. Ze constateert enthousiasme en ook enkele taboes: kolonialisme en de onderpresterende rol van de ANC regering blijven onbesproken.
door Tineke Reijnders
Meteen al op de eerste ochtend ontvouwden zich de contouren. Dit werd een frisse gebeurtenis met historische vergezichten. Het was niet alleen de toegewijde toon of de nieuwe informatie die de deelnemers op het puntje van de stoel hielden. Het was vooral de energie die na ieder blokje voordrachten voelbaar werd tijdens de open discussies. Daar zaten ze op een rij, de kunstexperts die Zimbabwe, Zuid-Afrika, Zambia, Namibië, Botswana en Mozambique vertegenwoordigden. Verrast om elkaars verhaal te kunnen horen, verheugd om voor het eerst samen op een rij te zitten. De volgende dagen zouden ook Egypte, Marokko, Angola, Ivoorkust en opnieuw Zuid-Afrika de betekenis van de jonge contacten versterken. AICA is volgens de internationaal actieve kunstenaar en curator William Miko uit Zambia, de eerste instantie die zoveel Afrikaanse landen bijeen heeft gebracht. Het verlangen om elkaar voortaan over en weer bij activiteiten op het gebied van beeldende kunst te betrekken, heeft zich al bij voorbaat in de bijdragen genesteld. De hoop op een sterk netwerk en grotere zichtbaarheid van Afrikaanse kunst wordt in vele toonaarden verwoord. Dat op de laatste conferentiedag een eerste Afrikaanse afdeling van AICA kan worden opgericht, de wereldwijde internationale vereniging van critici waarbij meer dan zeventig nationale secties zijn aangesloten, is het glorieuze bewijs van vertrouwen in een dynamische toekomst. Een toekomst die morgen los kan barsten Gelijke tred met de actuele werkelijkheid houdt dit vertrouwen echter niet. Veel landen missen iedere vorm van culturele infrastructuur. In Botswana, dat zo groot is als Frankrijk, vertelt Neo Matome, kreeg tot voor kort maar een klein percentage van de krap twee miljoen inwoners onderwijs en ook nu er wel veel scholen zijn, ontbreekt het aan kunstonderwijs. William Biko vergelijkt met metaforische ironie de kunstsituatie in zijn land met “Kundweâ€, de periode voor zonsopgang, om vervolgens te nuanceren hoe verschillende kunstenaarsinitiatieven in bloeiende samenwerking hebben weten te treden met banken, grote hotels en andere ondernemingen. Er is geen kantoor meer zonder actuele Zambiaanse kunst en volgend jaar gaat er als onderdeel van de universiteit een kunstopleiding van start. Joseph Mandisia vertelt dat er een bestelauto is aangekocht waarmee de nationale collectie van Namibië in de vorm van ingelijste reproducties naar gemeenschapscentra en scholen wordt gebracht. Heeten Bhagat memoreert een “spectacular decline of art†in de laatste tien jaar. Het maakt de National Gallery onder zijn leiding van de weeromstuit tot speelterrein van hoop. Met kleine flyers lokt hij het publiek naar binnen, een onderlegd publiek, dat lezingen bijwoont en hongerig is naar nieuwe ideeën. Het talent is er, de studenten zijn er. Ze noemen ons agitatoren in plaats van curatoren, zegt de charismatische Heeten. Read more
U moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.