Vorig jaar woonde ik op de universiteit een werkgroep bij over gevangenis-theater. Nadat ik plaats had genomen tussen de andere studenten, opende onze docent met een vraag voor de groep. “Wie van jullie heeft er ooit in de gevangenis gezeten?” Het bleef stil. De meesten wendden de blik naar beneden, anderen keken de docent aan en schudden nee. Een paar seconden later stak iemand haar hand op om te vertellen dat zij theaterworkshops in de gevangenis had gegeven. Het vormde een prikkelende opening voor onze discussie, maar de gedachte die als eerste door mijn hoofd schoot bleef onuitgesproken: “In de gevangenis? Natuurlijk niet.” Direct erna voelde ik een bijtende schaamte. Hoezo, ‘natuurlijk niet’?
Vlak na die werkgroep verscheen het boek Marking Time: Art in the Age of Mass Incarceration door Nicole Fleetwood. Marking Time is het resultaat van een jarenlang onderzoek naar het maken van kunst in Amerikaanse gevangenissen, en werd vergezeld door een gelijknamige tentoonstelling in het MOMA met werk van ex-gevangeniskunstenaars die inmiddels bij galeries zijn aangesloten, maar ook van makers die nog vast zitten (sommige werken moesten illegaal gevangenissen worden uit gesmokkeld).
Fleetwood behandelt in haar boek een uiteenlopende groep ‘prison artists.’ Zij focust niet alleen op de kunst die zij maken, maar ook op de moeizame en emotionele processen die familieleden moeten ondergaan om hen weer vrij te krijgen. In de groep bevinden zich kunstenaars die onterecht veroordeeld zijn, die disproportionele straffen hebben gekregen, of zich in een limbo verkeren van hoge borgsommen. Interviews met naasten van gevangenen, waaronder familie van de auteur zelf, geven een beeld van het Amerikaanse strafrechtelijk systeem. Aan de hand van dit onderzoek definieert zij een zekere carceral aesthetics: de productie van kunst onder ‘onvrijheid.’ Deze definitie bevat volgens haar een tegenstelling – het is onmogelijk om het werk van gevangenis-kunstenaars te isoleren van die voorwaarden van onvrijheid. Daartegenover staat wel dat wanneer wij gevangeniskunst isoleren van de ‘vrije kunsten,’ die kunstenaars altijd de onzichtbare ‘ander’ zullen blijven. En juist dát is de positie waartoe zij door hun gevangenisstraf al zijn veroordeeld.
Marking Time zet het maken van kunst in de gevangenis niet weg als therapeutische bezigheid. Door deze kunst serieus te nemen als werk van autonome makers, neemt Fleetwood de functie van gevangenissen onder de loep en daarmee de rol die kunst daarbinnen speelt. Zij biedt dat inzicht door de ontstaansgeschiedenis van de moderne gevangenis tegenover die van het museum te plaatsen, als twee instituties die beiden werden gevormd tijdens de verlichting. De gevangenis is een zone gekenmerkt door disciplinering en repressie. Omgekeerd floreert binnen het museum de verlichte mens, die de ruimte krijgt zichzelf te ontplooien als individu. Gevangenen worden anoniem gemaakt door straf. Door het maken van kunst tijdens hun opsluiting, maken zij zichzelf zichtbaar als individu, ondanks materiële en ruimtelijke belemmeringen. In de harde grens tussen werelden die van elkaar gescheiden moeten blijven, straf en zelfontplooiing, wordt door de gevangenis-kunstenaar een gaatje geprikt.
Fleetwood besteedt ook aandacht aan de mogelijkheden die kunstenaars in de gevangenissen al dan niet hebben. Vaak ontbreekt er een atelierruimte. En als die er is, mag die soms alleen worden gebruikt door gevangenen die ‘correct gedrag’ vertonen. Ze beschrijft hoe de disciplinerende architectuur van de gevangenis gevangenen en bewakers van elkaar onderscheidt. Binnen het atelier lijkt die grens even wat verder weg, maar helemaal vervaagd is deze niet. Als voorbeeld beschrijft ze een schilderij van Ronnie Goodman, San Quentin Arts in Corrections Art Studio (2008). Goodman heeft zichzelf geportretteerd, staand naast een drukpers en omringd door kunst aan de wand. Aandachtig bestudeert hij een prent in zijn handen. Het schilderij staat duidelijk in de picturale traditie van de kunstenaar in zijn studio, maar tegelijkertijd speelt het zich herkenbaar binnen een gevangenis af. In een sobere, zelfverzekerde voorstelling toont Goodman zichzelf als een autonoom kunstenaar, ondanks dat hij niet in vrijheid leeft: boven de drukpers is het raampje van de bewaker te zien, recht boven een tikkende wandklok.
Die onverdraaglijke aanwezigheid van de tijd komt ook naar voren in een werk van Gil Batle. Op het eerste gezicht herken je in een foto van zijn verbluffende werk Sanctuary (2014) allerlei materialen en beeldtalen uit een museum voor de oudheid. Uitgelicht tegen een zwarte achtergrond is een witte, holle sculptuur te zien die doet denken aan een oud artefact. Maar als je goed kijkt zie je een voorstelling van agenten die een geboeide man een cel binnen leiden en met knuppels op gevangenen inslaan. Iemand slijpt een shank, terwijl er op de grond een man vernederend wordt gevisiteerd. Tralies en ketenen komen naar voren. Dit is geen object in de vitrine van een nationaal museum, maar een struisvogelei dat door Batle is bewerkt met een tandartsboor. Met Sanctuary breekt Batle de duale verhouding tussen de vrije, verlichte mens en iedereen die daar als ‘de ander’ voor fungeert: het is een klein, maar heroïsch tafereel van de brute realiteit van de gevangenis. Een band van geturfde streepjes benadrukt de allesoverheersende tijd, maar ook het feit dat het bewerken van het ei zelf een tergend lang proces moet zijn geweest.
In dat hoge, witte lokaal van het kunstgeschiedenis-gebouw, voelde ik mij tijdens die werkgroep blijkbaar ver verwijderd van iets dat voor sommige mensen een reële aanwezigheid vormt: de veroordeling tot een gevangenisstraf. Ervaringen met gevangeniskunst klonken daar op het eerste ogenblik als een contradictie. Marking Time wijst die contradictie af, en introduceert een stoet kunstenaars wiens werk het levende bewijs daarvan is. Meer dan een boek over kunsttheorie is Fleetwood’s werk een aanklacht tegen de gevangenisindustrie. Dat betekent niet dat ze beter thuis is in sociale wetenschap dan in kunstgeschiedenis: er komen talloze werken aan bod in het boek die zij met een scherp getraind oog analyseert. Het is prikkelend om te lezen dat iemand met hart voor de makers over deze kunstwerken schrijft. Fleetwood behandelt met Marking Time het maken van gevangeniskunst als een vorm van abolitionisme. De gevangenis zal mensen nooit ‘hervormen’ wanneer hun straf hen slechts reduceert tot een onzichtbare ander. Door het maken van kunst kan de gevangene dit proces voor zichzelf doorbreken, maar volgens Fleetwood moet het uiteindelijke streven zijn om het strafrechtelijk systeem te hervormen. Daarmee geeft Fleetwood een overtuigend pleidooi om de onmenselijke realiteit van de moderne gevangenis aan te pakken.
Nicole Fleetwood, Marking Time: Art in the Age of Mass Incarceration. Harvard University Press, 2020. 352 pagina's. ISBN 9780674919228
Deze tekst is geschreven in het kader van het AICA-mentorschap